De Grote Cavia: algemene en bijzondere informatie over cavia's.




































 

Column over mijn belevenissen met cavia's.

Cavia's zitten blijkbaar in je bloed. Als je er geen een meer hebt, komt er altijd wel...

Een nieuw begin


"Zeg," zei mijn moeder, "Ik heb een vriendin."
"Da's toevallig," zei ik, "Ik heb ook een vriendin."
"Grapjas. Deze vriendin heeft een cavia."
"Dat kan ik niet zeggen. Dat ik een vriendin met een cavia heb, bedoel ik."
"Dat weet ik. Maar deze vriendin heeft niet alleen een cavia, maar ook katten en honden en konijnen - en een cavia dus. En ze zoekt iemand die voor haar dieren kan zorgen."
"Hoe dat zo?"
"Ze heeft zo'n last van allergie en astma dat ze van de arts haar dieren weg moet doen. Maar dat wil ze niet, maar ze heeft er zo'n last van dat ze uiteindelijk besloten heeft om tenminste een deel van haar dieren weg te doen."
"Zielig voor haar."
"Ja, dat vind zij ook, maar zij vindt het nog zieliger voor haar dieren. Ze denkt er niet over om de honden weg te doen, dus die blijven, en misschien doet ze een paar katten weg, maar dat is ook nog niet zeker en..."
"Doet ze dan eigenlijk wel wat weg?"
"De konijnen heeft ze weggebracht naar een kinderboerderij, maar voor de cavia zoekt ze nog een thuis."
"Kan ze die ook niet naar de kinderboerderij brengen?"
"Nee, daar was geen ruimte voor."
"En heeft ze niemand anders die de cavia wil?"
"Nee."
Ik zag de bui al hangen.
"En nu bedacht ik me zo... zou jij die cavia niet willen hebben?"
Het was het jaar 1998 en ik had al een aantal jaren geen cavia's meer. Wel een hond. En dat vond ik genoeg. En had ik niet, toen Fabi was gestorven, me voorgenomen om nooit meer cavia's te nemen? En als je met één begon, kwam er al snel weer een ander bij...
"Nee," antwoordde ik.
"Maar ze heeft niemand anders en dat is toch zielig voor de cavia. Hij zit de hele dag maar in zijn hokje, helemaal alleen, omdat ze hem er niet uit kan halen omdat ze dan weer een aanval krijgt, en dat is toch zielig?"
"Ja, dat is ook zielig. Maar ik kan toch niet al andermans problemen oplossen? En bovendien, ik wil geen cavia's meer."

Dat gesprek vond maandag plaats. Vrijdag had ik een nieuwe cavia. Want ach, zo'n klein beestje, dat kon er toch makkelijk bij?
Ik stelde de nieuwe cavia aan Beer, mijn hond, voor. Die keek er net zo verontwaardigd naar als hij destijds naar Fabi en Medea had gekeken. Want cavia's, zo sprak uit zijn blik, dat waren maar rare kikkers!
Drie weken later stierf Beer en had ik alleen From nog. Want zo had ik hem genoemd. Hij heette eigenlijk Frommeltje omdat hij er volgens mijn moeder's vriendin zo rommelig en frummelig uitzag, maar hij was een borstelhaar en ik vond er niets rommeligs of frummelig aan: hij was gewoon een mooie cavia. Frommeltje vond ik niet echt een mooie naam, maar om hem een compleet andere naam te geven, vond ik ook niet leuk, en zo werd het From; een mooie, stevige naam voor een beer.

Helaas was From niet zo stevig: hij voelde heel slap aan en het grootste probleem was dat hij niet kon lopen. Waar je hem neerzette, zakte hij ineen en bleef hij liggen, op z'n buik. Als hij ergens heen wilde, naar zijn voerbakje bijvoorbeeld, dan maakte hij een soort buikcrawlbeweging en kwam na enige moeite op de plaats van bestemming aan. Terug naar zijn nachthokje verliep hetzelfde: 'zwemmend' op zijn buik.
Ik dus meteen naar de dierenarts. Die zei dat From waarschijnlijk te weinig beweging had gehad in zijn leven en wellicht wat ondervoed was of te weinig vitaminen had binnengekregen.
Ik weer naar huis waar ik From volstopte met allerlei voedzame gerechten. Vooral op wortels was hij dol, dus stortte ik iedere dag ladingen wortels in zijn kooi die hij allemaal opat. 's Avonds nam ik hem op schoot, testte zijn poten, die toch allemaal beweegbaar waren en liet hem daarna los op de grond lopen. Dat was tenminste de opzet, maar de eerste paar keren bleef hij gewoon liggen.

From; altijd een beetje schuchter, maar altijd erg lief!

Een ander probleem was dat ik de hele dag werkte. En hij dus hele dagen alleen in zijn kooi zat. Stichting Knabbel en Babbel bracht uitkomst want die hadden een aantal zeugjes zitten die herplaatsbaar waren en die allemaal ongeveer drie jaar waren; net zo oud als From ongeveer was. Dus ik naar Knabbel en Babbel toe, alwaar me een buitenren in de achtertuin werd getoond - geheel cavialoos. Maar er werd wat andijvie in de ren gegooid en de eerste die enthousiast naar buiten stormde was een compleet witte cavia met rode ogen. Ik had nog nooit zo'n cavia gezien en ook al kwamen er nog meer cavia's tevoorschijn, ik was direct verkocht: zij moest het worden!
Onder hevig gespartel werd ze uit de ren geplukt en van de andijvie losgerukt om, eenmaal bij mij thuis, razendsnel in het hooi achter From te verdwijnen.
From keek verbijsterd.
'Wat was dat?'
'Dat' was Lilly, zo noemde ik haar. Wit als een lelie, die Lilly. Maar ook een kreng van een wijf, die Lilly. Ik kon haar nauwelijks oppakken, zo snel rende ze heen en weer, en zo hevig spartelde ze tegen en als ik haar dan eenmaal te pakken had, vocht ze om weer los te komen. Ze vocht met alles wat ze had aan kracht, energie en woestheid - en nagels en tanden. Want ze beet. Ze beet dwars door alles heen; truien, broeken... en vingers.
Voor ik naar de dierenarts ging om haar te laten controleren, ging ik eerst langs de huisarts om mijn wonden te laten behandelen. De huisarts zei dat het wel zou helen en de dierenarts zei dat ze niets mankeerde - lichamelijk althans - en dat het wel zou wennen.
"Het went wel," zei ik tegen haar, iedere keer dat ik haar daarna uit de kooi haalde en ze als een razende vocht. En "Niet bijten!" zei ik, iedere keer dat ze het weer probeerde.

Lilly: een kreng van een wijf!


En Lilly slapend als een lief klein caviameisje!


Ik liet ze samen los lopen en het wonder geschiedde: From hobbelde, weliswaar als een oude man, achter Lilly aan. Lilly bleek genoeg in huis te hebben wat hem aansprak en, aangesterkt door zijn voedzame maaltijden en kilo's wortels, wilde From niets liever dan achter Lilly aanlopen. Lilly sprong en huppelde voorop en de vacht die over haar kont hing, sprong en huppelde mee. Dat deel kreeg al snel de naam 'haar bontjas'. Ze was als een rijke dame, getooid met bontjas en rode diamanten in plaats van ogen, die iedere man, hoe kreupel of ondervoed dan ook, tot beweging aan kon zetten.
Ze liepen heel wat af, die twee, zeker toen From weer gewoon kon lopen, en onderzochten alle gaten en hoeken van het huis. Lilly was ondernemend en daarom besloot ik een soort loopplank van hun kooi, die op een verhoging stond, naar de grond te maken. Lilly was de eerste die gebruik maakte van de loopplank en natuurlijk volgde From haar; hij zou haar overal naar toe gevolgd zijn. Ik genoot ervan om te kijken hoe ze de plank op en af liepen; nu hoefde ik ze niet meer op de grond te zetten en daarna weer in de kooi te zetten, maar dat nam niet weg dat ik ze toch vaak oppakte. From om hem te aaien en te knuffelen en Lilly om haar te laten wennen.
En uiteindelijk wende het ook. Het duurde dan wel een paar maanden, maar uiteindelijk ontdekte ze dat mensen - althans ik - best te pruimen waren en dat je ze niet hoefde te bijten.

Het samenzijn van From en Lilly duurde echter veel te kort. Op een dag, een paar maanden nadat hij bij was gekomen, rolde hij opeens om en om. Een hersenbloeding. Even later liep hij weer gewoon, maar een paar dagen later kreeg hij er weer een. En daarna liep de zaak snel af. Hij stierf op mijn schouder bij de dierenarts door een spuitje - terwijl Lilly achteloos toekeek vanuit de doos - want zij was uiteraard meegegaan naar de dierenarts.

En nu was er dan toch gebeurd wat ik had gevreesd: de ene dood, de ander nog in leven. Zou Lilly een cavia zijn die alleen kon leven? Nee, dat was ze niet. Ze werd nukkig en begon weer te bijten en als ze had kunnen praten, zou ze me toegeschreeuwd hebben: "Ik ben alleen! He-le-maal alleen! Doe er wat aan!"


Naar de volgende column.

top      home