De Grote Cavia: algemene en bijzondere informatie over cavia's.




































 

Column over mijn belevenissen met cavia's.

From was gestorven en Lilly zat alleen.

De Tesselaar


Met From overleden was er dan toch gebeurd wat ik had gevreesd: de ene dood, de ander nog in leven. Zou Lilly een cavia zijn die alleen kon leven? Nee, dat was ze niet. Ze werd nukkig en begon weer te bijten en als ze had kunnen praten, zou ze me toegeschreeuwd hebben: "Ik ben alleen! He-le-maal alleen! Doe er wat aan!"

Ik deed er wat aan: ik ging naar de dierenwinkel. En ik zag een cavia die ik al eerder had zien zitten, want ik kwam regelmatig in die dierenwinkel. Om voer te kopen, maar natuurlijk ook om even naar de cavia's te kijken!
En de cavia die ik al een aantal keer eerder had gezien, zat er nu nog. Het was een hele rare cavia. Zijn lijf leek wel uitgerekt, met een dikke kont en een dikke kop en een heel smalle taille. Op zijn kont staken wat zielige plukjes haar omhoog en zo her en der op zijn kop had hij ook wat ielige plukjes.
Och, wat was dat een zielige cavia! Hij zag er zo raar en zielig uit dat dat vast de reden was waarom hij nog niet verkocht was: niemand wilde hem, de stakker!
Ik pakte hem uit de kooi (dat mocht want ik kende de mensen van de dierenwinkel goed) en liep met het rare hoopje cavia naar de kassa toe.
"Deze wil ik graag," zei ik.
De vrouw van de baas zei: "Ik weet niet of we die Tesselaar verkopen."
Ik zei: "O?"
De baas kwam erbij en zei: "Als jij hem wilt, dan mag je hem hebben."
"Heet hij Tesselaar?" vroeg ik.
"Nee," zei de baas, "Dat is het ras. We hebben hem gekocht op een tentoonstelling waar hij de eerste prijs heeft gewonnnen."
Ik zei weer: "O?"
Ik had nog nooit gehoord van Tesselaars, laat staan dat ik er ooit een gezien had, maar dat zo'n rare, zielige cavia de eerste prijs had gewonnen, wilde er bij mij niet in. Het was zo'n zielige stakker!
Maar de baas wist mij ervan te overtuigen dat hij echt een prijs gewonnen had en dat ze hem daarom gekocht hadden. Maar omdat hij mij zo goed kende, mocht ik meneer Tesselaar wel meenemen.
En zo ging ik naar huis met mijn eerste prijs winaar die ik uit medelijden had gekocht!

Hij moest alleen nog wel gecastreerd worden. Tot het heugelijke moment daar was dat ze bij elkaar mochten, zaten ze in aparte kooien, maar wel naast elkaar. Lilly leefde weer wat op, maar was nog niet geheel hersteld van de eenzaamheid omdat ze hem wel kon besnuffelen door het gaas, maar nog niet aan kon raken.
Inmiddels ontwikkelde zich bij de Tesselaar een soort van vacht; hier en daar onstonden wat plukjes, zodat hij er als een ragebol uitzag. Ik bleef het een rare cavia vinden!
Toen ze eindelijk bij elkaar mochten, was het feest! Ze sprongen en draaiden om elkaar heen en wisten van pure blijdschap en opwinding niet wat te doen. Ze hadden elkaar duidelijk gevonden, de inmiddels goed doorvoede rijke dame met bontjas en rode diamanten en de warrige, hier en daar met kuifjes voorzien magere ragebol.
Ik noemde de ragebol Harral. Ik vond dat hij op een eekhoorn leek, maar dan wel een hele rare. Natuurlijk zonder staart, maar wel met dat slanke van een eekhoorn. En ook die fantasiekuifjes op zijn oren en kop. En dan nog dat onduidelijke stuk uitstekende haar op z'n kont. En die taille waar een model jaloers op zou zijn. Nee, hij leek werkelijk nergens naar.

Maar dat veranderde. Ik had nog nooit een Tesselaar gezien, dus misschien was het daarom wel dat ik met verbazing de veranderingen gadesloeg die zich bij hem voltrokken. Wellicht zou een Tesselaar-kenner al direct hebben gezien wat er uit die magere ragebol zou groeien, maar ik had er geen flauw benul van.
Het begon ermee dat hij dikker werd. Zijn taille verdween, zijn kont en borst zetten uit, zijn schouders vulden zich, zijn nek werd breder, zijn kop werd groter en breder en zijn vacht... o, wonder, zijn vacht! Van een rare ragebol veranderde zijn vacht in een soort kamerbreedtaptij! Zijn haren werden zo lang dat ze over de grond sleepten en Lilly's bontjas was er niets bij! Maar daar waar Lilly's bontjas zich slechts aan haar kont ophield, was die van hem een echte dikke winterberenbontjas. Toen ik hem kreeg was hij lichtbeige, maar zijn haarkleur veranderde in een diepdonkerbruin. En zijn haar was licht krullend dat overal van zijn lichaam afstond en hem omgaf als een aureool. En hij bleef maar groeien. En groeien. En groeien. Ik woog hem en hij bleek 1,6 kilo te wegen. Ik wist niet eens dat cavia's zo zwaar konden worden!

Wat een ras, die Tesselaars! Wat een cavia, die Harral! Harral? De naam die ik hem gegeven had toen hij een zielige staartloze eekhoorn leek, leek nu bespottelijk en paste absoluut niet meer bij hem. Ik herdoopte hem in Baderon.

Baderon toen hij nog Harral heette.


Het was een mooi stel; witte Lilly met haar rode ogen en kontbontjas en bruine Baderon met zijn berenbontjas. Toch was Baderon niet overal zo imposant. Van buiten wel, maar van binnen niet. Hij leek dan wel op een bodybuilder of uitsmijter, maar vertoonde absoluut geen machogedrag of mannetjesgedrag of dominant gedrag. Eigenlijk vertoonde hij helemaal geen gedrag: hij vond namelijk alles best. En hij vond alles wat Lilly deed het beste. Ging zij eten, dan schaarde hij zich ook aan de dis. Ging zij slapen, dan deed hij ook zijn oogjes toe. Ging zij de trap af om te wandelen, dan volgde hij trouw. Nooit liep hij voorop; altijd was het Lilly die leidde.

Lilly links, Baderon rechts.


Heerlijk samen slapend!


Ik had ze graag langer gelukkig gezien, maar toen ik voor een langere periode in het buitenland was en mijn moeder hen verzorgde, kreeg Lilly een ontsteking in haar mond. Het bleek om een stukje hooi te gaan dat vast was komen te zitten en dat was gaan ontsteken. Het was zo'n geval dat je niet kan zien, niet aan kan zien komen en niet kan voorkomen. Mijn moeder vond haar op een morgen dood in haar kooi en pas bij de dierenarts bleek waarom.
Mijn moeder van slag, Baderon van slag. Baderon vermagerde omdat hij niet alleen kon leven en mijn moeder vermagerde van de stress omdat ze niet zo snel ergens een andere cavia vandaan kon halen.
Dit was namelijk in de tijd dat internet nog niet bestond en je derhalve aangewezen was op telefoonboeken en tips van dierenwinkels om ergens een cavia vandaan te halen. De opvang waar destijds Lilly vandaan was gekomen, had geen cavia's en de dierenwinkel waar Baderon vandaan was gekomen ook niet, en ook andere bronnen leverden niets op. Tenslotte, ten einde raad, stemde mijn moeder ermee in om een fokzeugje van een dierenwinkel over te nemen. Dat zeugje had al twee nestjes gehad die beide uit doodgeboren jonkies hadden bestaan en de mensen van de dierenwinkel verwachten dat haar derde nestje ook alleen maar uit doodgeboren jonkies zou bestaan. Waarom ze haar alsnog zwanger lieten worden, is mij een raadsel, maar dat zijn dierenwinkels wel vaker voor me. In ieder geval, het derde nestje werd niet doodgeboren, dus moest er nog vier weken gewacht worden. Weken waarin mijn moeder Baderon angstvallig in de gaten hield omdat hij steeds minder at tot hij uiteindelijk alleen nog maar een caviavelletje met wat botjes was.


Naar de volgende column.

top      home