De Grote Cavia: algemene en bijzondere informatie over cavia's.





































 

Column over mijn belevenissen met cavia's.

Het verhaal van Laila, mijn eerste langhaar.

Lieve Laila


Laila kreeg ik toen ze tien maanden oud was. Ze zat bij Stichting Cavia, samen met een paar honderd andere cavia's. En ik was er om vijf zeugjes uit te zoeken. Ik had Gwennie al uitgekozen en keek weer naar de andere cavia's. Een langharige bruine die schichtig wegschoot viel me op. Ik had nooit langharen gewild. Dat kwam omdat er in de boekjes over cavia's stond dat je langharige cavia's iedere dag moest kammen en een dier iedere dag te moeten kammen... dat was niets voor mij. Bovendien vond ik de langharen die in die boekjes afgebeeld stonden tè veel op een dweil lijken om leuk te zijn. Maar de tijd dat ik die boekjes had gelezen lag lang achter me en ik had inmiddels ontdekt dat je lange vachten van dieren niet per se iedere dag hoeft te kammen en dat je lange vachten kan knippen en dat je dat dus ook kan doen met de vachten van cavia's. Ik had een Tessel en die kamde ik ook niet iedere dag. En als er een klitje in zijn vacht zat, knipte ik die eruit. En in de zomer knipte ik zijn vacht kort. Ik zou dat deel van de vacht van de langhaar die over de kop viel er gewoon af kunnen knippen. Net alsof je de pony van een bouvier kort knipt zodat hij weer wat kan zien. Dat kon met de pony van een cavia natuurlijk net zo goed. Dus waarom zou ik geen langhaar nemen als ik dat wilde?

Laila, mijn lieve bruine langhaar.


Die langharige bruine die me was opgevallen, reisde met mij mee naar huis. Samen met nog vier andere zeugjes; Cleo, Kara, Musca en Gwennie. Gwennie was het vriendinnetje van Baderon, maar de andere dames woonden samen met Laila - en Fido, het macho-beertje voor wie ik in eerste instantie vier vrouwen was gaan halen.

In het meidengroepje deed Laila het prima (ook toen Fido er niet meer bij was), maar ze was wel, zo had ik al snel door, de dunste. Ze was vrij lang, maar erg dun. Daar waar Cleo een uitpuilende buik aan weerszijden had, zag je bij Laila niet eens dàt ze een buik had. Wel werd haar haar langer, zelfs zo lang dat het over de grond sliertte. En op haar koppie stond fier een pluim recht overeind. Dat was de pony die bij de raszuivere langhaar over de ogen zou zijn gevallen. Ik vond Laila's kuif veel mooier!

Hoewel het makkelijk was om Laila mooi te vinden, was het moeilijker om haar vertrouwen te winnen. Want Laila was bang. Och, wat was ze bang... Ik hoefde maar te wijzen of te kijken en ze hobbelde al weg. Ze rende niet, maar hobbelde en haar achterpoten hupten dan bijna tegelijkertijd mee. Net alsof ze een musje was die immers ook de pootjes niet apart van elkaar kan bewegen. Ze was bang, schrikachtig, schuw, nerveus en meestal één brok zenuwen. Een nieuw of onverwachts geluid, een cavia die tegen haar aankwam, een onbekende groente... je kon het zo gek niet bedenken of het was eng. En iedere keer hobbelde ze naar een veilige schuilplaats, meestal een nachthokje.
Als ik haar wilde pakken, bleef ze zitten en ik kon haar dan ook heel makkelijk oppakken. Dat ik dat kon kwam omdat ze verstijfd van angst was. Letterlijk verstijfd van angst. En als ik haar dan weer in het hok zette, bleef ze daar nog minutenlang doodstil zitten voor ze weghobbelde naar een schuilplaats.
Het leven was blijkbaar niet makkelijk geweest voor Laila...

Gras eten is lekker, maar ook wel eng want je weet nooit wat er kan gebeuren...


Na verloop van tijd leerde ze dat niet alles eng was en dat je niet overal bang voor hoefde te zijn, maar het duurde zó lang voor ze zich een beetje vertrouwd en zeker voelde in het hok, bij de andere cavia's en bij mij dat ik er eigenlijk niet meer in geloofde dat ze ooit helemaal normaal zou worden. En dat gebeurde ook niet, want na twee jaar bij mij was ze nog steeds schrikachtig en erg zenuwachtig. Maar tegen die tijd had ze mij wel leren vertrouwen en had ze in ieder geval één ding ontdekt dat ze wèl fijn vond en waar ze niet bang voor was: bij mij op schoot zitten. Ze had een speciaal plekje; hoog tegen mijn borst aan, half onder mijn kin en half tegen mijn nek aan. Dat was haar plekje en er was niets zo fijn als bij mij zitten - en ze kon dat uren volhouden!

Ja, Laila was lief. Niet gewoon cavia-lief. Niet lief zoals alle dieren en alle cavia's lief zijn. Iedere cavia is lief, dat weet iedereen. En iedereen vindt zijn eigen cavia het liefst, de allerliefste cavia van de hele wereld. Laila was ook lief op die manier, maar Laila had een hele aparte manier van liefzijn. Ze was zó lief dat het aandoenlijk was. Laila was ècht lief. Zonder enig spoortje van iets anders. Ander cavia's hebben nog andere karaktertrekken, maar Laila had, naast haar nerveuze tic, niets anders. Er was alleen maar liefheid. Een eindeloze zee ervan. Laila was de liefheid zelve. Dat zou met een hoofdletter geschreven moeten worden: Laila wàs Liefheid. Zij gaf een nieuwe betekenis aan het woord lief en hoewel andere cavia's ook heel aardig zijn, zal er nooit meer een cavia zijn die zo'n nieuwe betekenis aan dat woord gaf - en die het zó verdiende.

Lieve Laila.


Er was een tijd dat Musca, Cleo en Laila samenwoonden en ze gedrieën de onderste verdieping van het cavia-appartement bewoonden. En omdat ze daar zaten, stond de deur het grootste deel van de tijd open zodat ze naar buiten konden wanneer ze wilden.
Hun bovenburen waren Baderon en Gwennie.
Op een dag kwam ik de kamer in en ik zag Baderon bij Musca en Cleo zitten. Ik schrok me wezenloos en realiseerde me dat ik het deurtje van Baderon's hok open had laten staan. Gwennie zat er nog in, maar Baderon was zo dom geweest zich te ver naar buiten te wagen en hij was pardoes omlaag gevallen, bijna bovenop de vrouwen. Nu waren noch Musca, noch Cleo makkelijke tantes en ze hadden al veel gevechten meegemaakt die ze meestal zelf begonnen waren, dus het verbaasde me heel erg te zien dat Baderon heel tevreden zat te eten terwijl Musca en Cleo rondkeken alsof het de gewoonste zaak van de wereld was dat Baderon daar zat. Toen ik Baderon oppakte om te controleren of hij niets had, realiseerde ik me dat ik Laila nergens gezien had. Baderon had gelukkig niets en dus ging ik, nadat ik Baderon in het juiste hok had teruggezet, op zoek naar Laila. Ik vond haar onder een stoel, helemaal trillend en bevend over al haar leden.
Ik viste haar onder de stoel vandaan en keek of ze iets mankeerde. Misschien was er gevochten? Maar, nee, ik kon niets ontdekken. Wat had ze dan?
"Zo'n enge, vreemde man!" bibberde Laila, "er kwam zomaar een enge man uit de lucht vallen!"
Ja, dat was teveel voor Laila. Ik nam haar op schoot en na verloop van tijd kalmeerde ze. Maar toen ze terug werd gezet in het hok, was ze opeens een stuk onzekerder dan voorheen en het duurde een paar dagen voor ze blijkbaar doorhad dat er geen enge mannen meer in het hok waren en ze haar oude zelfverzekerheid weer had!

Laila, altijd bedachtzaam en op haar hoede.


Laila was slank en dun. Het was meer haar dan spier, meer haar dan vet. Ze had dan wel een imponerende kuif en een sleepje, maar haar pootjes waren ielig en een rond caviabuikje had ze niet.
Ik las ooit eens in een boek over een zieke vrouw dat 'ze niet veel bij te zetten had' en dat was een heel juiste omschrijving van Laila. Ze had gewoon niet veel reserves en ze was zeker geen vechter.
De laatste tijd, zo vanaf vorig jaar, werd ze dunner. Nòg dunner. En ze werd knokiger. En ze voelde warm aan. Onnatuurlijk warm. Ik ging met haar en met Cleo, met wie ze de laatste jaren in een hok zat, naar de dierenarts, maar die kon niets ontdekken. Haar temperatuur was goed. Maar tòch was ze warmer dan normaal vond ik. De arts vond van niet.
Haar vacht werd korter en daarna werd ze kaal. Ik ging weer naar de dierenarts die met een vergrootglas een half uur over huid en haar gebogen stond, maar bleef bij haar vorige oordeel: ze kon niets vinden. En het was, zo zei ze, absoluut geen schurft.
Het bleek dus wèl schurft te zijn. Dat ik ontzettend kwaad was op de arts is te begrijpen! Een andere arts, die er wel verstand van had, ontdekte dat het om een vorm van schurft ging die zich alleen maar uitte in wat schilfers en kale plekken, maar niet in wondjes. Maar inmiddels had Laila dus wel al die maanden schurft gehad. En ze werd ook nog verkouden; haar oogjes scheidden vocht af en ze had een rochelende ademhaling. En ze bleef zo raar warm aanvoelen. Zo had Cleo ook gevoeld, maar bij Cleo was het inmiddels weg.
Laila's haren groeiden gelukkig weer en de kale plekken gingen weg. En haar oogjes zagen er weer goed uit. En met haar ademhaling ging het ook een klein beetje beter.

En de volgende dag vond ik haar dood. En ik dacht: 'Maar dat kan helemaal niet. Want haar haren groeien net weer. En haar ogen zijn weer goed. En het gerochel wordt al wat minder.'
Maar feit was wel dat ze al die tijd zo onnatuurlijk warm had aangevoeld. En dat ik al haar botjes kon voelen; iedere dag als ik haar aaide werd ze een beetje knokiger.
Maar dan nog... ik had vaag gedacht dat het waarschijnlijk steeds minder zou worden. Ik had me niet voorbereid, of voor kunnen bereiden, op zo een onverwachts heengaan. Maar het was waar dat ze inderdaad niet veel had om bij te zetten. En ze was zeker geen vechter, nooit geweest. Laila zat liever knus bij mij of knus in haar hokje dan zich druk te maken om dingen waar je toch niets aan kon veranderen. Ik had wel gewild dat ze wat méér een vechter was geweest, maar wellicht was Laila degene met de meeste realiteitszin: als je lichaam op is en je kan daar toch niets aan veranderen, waarom zou je jezelf dan dwingen om nog langer hier te blijven?

En zo verliet Laila het leven, en haar leven met mij en met Cleo. En de manier waarop ze dat deed was even simpel en eenvoudig als de manier waarop ze in mijn leven was gekomen. Het was gewoon een kwestie van doen zonder ophef. Net zoals ik, jaren daarvoor, gewoon simpelweg had gezegd: "Die bruine langhaar, die wil ik!"



Naar de volgende column.

top      home