De Grote Cavia: algemene en bijzondere informatie over cavia's.





































 

Column over mijn belevenissen met cavia's.

Tessa baarde een, twee, drie jongen... En de vierde?

De vierde broer


Van de jongen die Tessa had gebaard, was Angelos de eerste die ik zag. Hij lag voor haar, en ik zag direct dat hij dood was, want hij lag er slap en uitgestrekt bij. Toen ik het hokje optilde, zag ik de andere drie jongen die wel leefden, op een kluitje naast Tessa zitten. Alledrie met hun ruggetjes naar mij gekeerd.
Tessa had dus netjes de levende en de dode van elkaar gescheiden. Ik pakte het jong op en stond er verwezen naar te kijken. Ik draaide het om en zag de navelstreng zitten; een flieberig koordje dat eens zijn verbinding met zijn moeder was geweest toen hij nog leefde.
Hoe kon hij dood zijn gegaan?
Ik had alle vier de jongen gevoeld toen ze nog in de baarmoeder zaten en ze waren erg levendig. Tijdens de bevalling moest er iets gebeurd zijn waardoor hij gestorven was. Hij zag er heel normaal uit, en had geen vervormingen. Het was gewoon een perfect caviaatje.
De enige verklaring die ik kon bedenken was dat de geboorte van de andere drie te langzaam was gegaan voor hem, die helemaal achteraan zat, en dat tegen de tijd dat het zijn beurt was om geboren te worden, hij al gestikt was.

Het jong dat als eerste komt, het jong dat helemaal vooraan ligt, heeft altijd een voorsprong. Hij immers is er het snelste uit als de bevalling eenmaal begint. Nadat de vliezen zijn gebroken moeten de jongen binnen een bepaalde tijdsspanne echt het lichaam verlaten hebben, want anders stikken ze. Immers, als het water gebroken is, stroomt de vloeistof uit de zakjes waarin ze zitten, weg, en het enige dat dan overblijft is de verbinding via de navelstreng met hun moeder. Op die manier kunnen ze lang overleven, want via de navelstreng krijgen ze niet alleen voedingsstoffen maar ook zuurstof, maar als ze eenmaal aan de reis naar buiten begonnen zijn, moeten ze zich haasten om buiten voor de eerste maal via hun longen te ademen.
Voor Angelos had die reis te lang geduurd…

Het is heel vreemd om een dood jong bij een nest gezonde jonkies te hebben. Ik was heel opgelucht dat het eindelijk voorbij was en dat de moeder het goed maakte. Ik was in een euforische stemming dat drie jongen leefden, en tegelijkertijd was ik in een vreselijke mineurstemming omdat Angelos het niet gehaald had.
Een geboorte hoort alleen maar vrolijk te zijn, maar als er een jong sterft, heb je op slag een heel dubbel gevoel. Het ene moment huppel je door het huis omdat je zo blij bent, het andere moment sta je stil te huilen omdat je zo vreselijk verdrietig bent.
Erg vermoeiend! En dat nadat ik toch al zo vreselijk gespannen was geweest voor de bevalling!

In ieder geval was alles nu achter de rug en kon ik er verder niets meer aan doen of veranderen.
Ik legde Angelos buiten het hok, op een schaaltje op het dressoir waar al mijn cavia’s opgebaard liggen nadat ze zijn gestorven.
Ik had hem Angelos genoemd omdat hij nu al weer terug in de hemel was als cavia-engeltje. Als hij had geleefd, had ik hem nooit die naam gegeven.

Hij was een mooi jonkie, zwart, maar gemêleerd zwart. Dat gemêleerde maakte het zo apart. Hij was de enige die dat op dat moment had. Eén van zijn broers heeft het later ook wel een beetje gekregen, dat gemêleerde, en uiteraard doet me dat aan Angelos denken. Want, ook al heb ik hem nooit levend mogen meemaken, hij is altijd onderdeel geweest van mijn herinneringen en hij hoort erbij, als vierde broer.
Zijn broers zijn inmiddels volwassen en het is leuk om te zien hoe zij zijn opgegroeid en wat er van hen geworden is. Ze zijn dan wel broers, en ze lijken ook zeker op elkaar in bepaalde dingen, maar ze verschillen ook erg. Ze lijken wel wat op hun ouders, maar zijn toch ook helemaal zichzelf.
Een cavia geboren zien worden en zien opgroeien naar volwassenheid, is heel boeiend, en het zorgt er ook voor dat je heel dicht bij die cavia komt te staan. Juist omdat het zo eigen is, zo vertrouwd. Immers, je kent ze hun leven lang, en zij weten niet anders dan dat het leven zo hoort te zijn zoals het is: bij jou, in jouw huis, bij de andere cavia’s.

Angelos heeft dat nooit mogen meemaken, en ik heb dat van hem nooit mogen meemaken. Hij komt dan ook nog regelmatig in mijn gedachten en dan denk ik aan zijn broers, en dan denk ik aan hem, en dan zucht ik eens, want iets niet mogen meemaken, voelt altijd als een gemis. Dat ik niet weet hoe hij geweest zou zijn, en dat ik niet weet hoe hij opgegroeid zou zijn en dat ik niet weet hoe zijn karakter geweest zou zijn, is een gemis dat ik niet gedacht had te zullen hebben. Immers, je kent zo’n klein caviajong toch helemaal niet?
Hoe kan je dan iets missen?
Maar het is juist dat het wel degelijk mogelijk geweest zou zijn om Angelos wel te hebben leren kennen, dat voor het gemis zorgt.
En toch, tegelijkertijd is hij nooit ver weg, want als ik naar zijn broers kijk, hoe ze eten, slapen en spelen, dan is het net of op de achtergrond een gemêleerd caviaatje zit... Uiteindelijk zal hij er altijd bij horen, de vierde broer.

Tessa met haar drie levende zoons. Rechts zit Attilla, de vader.




Hieronder staan foto's van Angelos. Ik heb ze apart gezet omdat wellicht niet iedereen daar prijs op stelt. Voor hen die het wel willen zien; het lijkt net of Angelos slaapt. Er zijn geen verwondingen of iets dergelijks te zien; het is gewoon een gaaf, compleet caviaatje.






































 

Angelos opgebaard. Het is net of hij slaapt.


Links bloemen voor de geboorte, rechts bloemen voor het sterfgeval. Angelos ligt in het midden.


Het (piepkleine) doosje dat ik maakte en bekleede waarin ik Angelos vervoerde naar het dierencrematorium.


Naar de volgende column.

top      home