De Grote Cavia: algemene en bijzondere informatie over cavia's.




































 

Column over mijn belevenissen met cavia's.

Van mijn opa had ik twee cavia's gekregen, die vier jonkies kregen, die op hun beurt acht jonkies kregen.

Een bewogen vakantie


Ik had veertien cavia’s. Nog geen half jaar geleden had ik twee cavia’s gehad. De veertien cavia’s zaten ietwat ongemakkelijk in de volièrekooi en ook ik stond er ietwat ongemakkelijk bij te kijken. Wat moest ik met veertien cavia’s doen?
“Nou voorlopig moeten ze worden gezoogd door de moeders,” zei mijn opa.
“Maar veertien cavia’s…” zei mijn vader.
“Dat is niet op te brengen,” zei mijn oma.
“En de vakantie komt eraan. Wie gaat al die cavia’s verzorgen?”
“En de kooi zal al snel te klein worden.”
“En ze moeten uit elkaar voor ze nog meer jonkies kunnen krijgen.”
 “Ja, anders hebben we zometeen veertien maal ongeveer drie cavia’s is twee-enveertig cavia’s,” rekende mijn oma hardop.
Mijn mond viel open. Twee-enveertig cavia’s?
“Wie kon ook weten dat cavia’s al zo snel vruchtbaar zouden zijn?”
“Met vier weken dus,” constateerde mijn opa droog. “Ik vond al dat ze nogal dik werden, maar ik dacht dat het kwam omdat ze in de groei zaten.”

Veertien cavia’s was dan wel erg veel, maar het was ook erg leuk. Ik was de held op school en toen besloten moest worden wie de schoolcavia mocht verzorgen in de vakantie, viel de keus al snel op mij – omdat ik toch al veertien cavia’s had kon die ene er ook nog best bij vond iedereen.
De schoolcavia kwam zonder hok en daarom haalde mijn opa maar een oude papegaaienkooi van zolder en zette hem daarin. Bij mijn cavia’s zetten, durfde niemand want stel je voor dat er weer jonkies uit voort kwamen!
De schoolcavia in de papegaaienkooi zetten, ging heel makkelijk, want dan gleed hij er bijna in, maar hem eruit krijgen was ingewikkelder omdat zijn achterpoten bleven haken achter de tralies. Hij had geen hokje en omdat ik dat zielig vond, maakte ik er eentje. Maar omdat de kooi vrij klein was, werd het een hokje dat open was aan de voor- en aan de achterzijde zodat hij er onder door kon lopen.

De weken vlogen voorbij. Dat was geen wonder, want de vijftien cavia’s hielden me iedere dag bezig! Alleen al het bedenken van namen was een dagtaak, want ik moest er maar liefst acht verzinnen!

Na al die jaren weet ik alleen nog dat Pantaatje een van de kinderen van Panta was. Van de andere cavia’s weet ik niet meer wie nu precies wiens kinderen waren. Wel weet ik dat Witkont – hoe kan het ook anders – een witte kont had en voor de rest bruin was, en een gladhaar was. Kruintje moet een borstelhaar geweest zijn en Bruintje was ongetwijfeld bruin, maar hoe Patroesjka, Hanoesjka, Rabella en Mora er uit zagen, weet ik niet meer.
Ik weet nog wel heel goed dat ik maar geen goede naam voor Witkont kon verzinnen en dat ik hem of haar daarom maar zolang die naam gaf. Ik vond namelijk dat ze wel allemaal namen moesten hebben voor ze weg zouden gaan.

Mijn moeder kwam naast me op het bed zitten op een ochtend.
“We hebben besloten dat we de jonkies aan de dierenwinkel geven. Je weet toch dat we ze niet allemaal kunnen houden? Maar Hiltsjie, Dora, Rosje en Panta mag je wel houden.”
Ik was verontwaardigd. Niet omdat de jonkies weg moesten, maar omdat er blijkbaar even sprake van was geweest dat ik Hiltsjie en zijn zusjes niet zou mogen houden. Daar had ik me namelijk aan gehecht. De jonkies waren gewoon te veel cavia’s en te jong – daar had ik me nog niet aan gehecht.
Dus er zouden zes cavia’s overblijven.

Maar het liep toch anders.
Kruin en Hilde stierven. Ik denk dat Hilde van ouderdom stierf. Ze lag op een ochtend rustig in het hok. Kruin stierf op de operatietafel. We wilden hem laten castreren zodat het bij veertien cavia’s zou blijven, maar in die tijd was een castratie blijkbaar nog een hele zware ingreep. Of misschien was Kruin te oud. Ik weet het niet.
En Panta stierf. Dat was dramatisch. Ik zie nog zo voor me hoe mijn opa haar uit het hok tilde. Ze was heel mager en heel erg ingevallen, op het enge af. En haar poten werkten niet meer, die hingen er in vreemde hoeken bij. En ze schudde en trilde helemaal.
“Ze is leeggezogen,” zei mijn opa. “Rosje wilde haar eigen kinderen niet voeden en daarom dronken ze maar bij Panta.”
Die zin ‘ze is leeggezogen’ heeft me nog jarenlang achtervolgd en zelfs nu nog griezel ik als ik er aan denk. Het roept beelden op van harige spinnen die een levend wezen uitzuigen tot ze net zo mager is als Panta, en net zo trilt.
“Ik maak er een eind aan,” zei mijn opa en haastte zich naar de duivenzolder die boven de werkplaats lag.

Mijn opa fokte duiven en was het gewoon om zieke duiven en duiven die niet gebruikt werden voor de fok te slachten. Sommigen zeggen wellicht dat het zielig is om een dier zelf te doden, maar iedere keer als ik weet dat een van mijn cavia’s niet meer te redden is, zou ik wel willen dat mijn opa nog leefde. Want dieren, hoe vreemd ook, worden altijd ’s avonds of in het weekend doodziek. En het enige wat je dan kan doen is naar de spoedkliniek. En dat kost tijd, kostbare tijd, want het doodzieke dier heeft pijn en je wilde wel dat het direct geholpen kon worden, dat je binnen de seconde bij de dokter was, dat het lijden direct over was.

Panta stierf nadat ze pijn had gehad, maar ze stierf pijnloos, met één klap of slag die er direct een eind aan maakte zodat ze niet nog langer hoefde te lijden. Ik heb mijn opa nooit gevraagd hoe hij het heeft gedaan, maar ik ben hem er dankbaar voor dat hij het kon doen en durfde te doen.

De jonkies werden naar de dierenwinkel gebracht die er een goed thuis voor zou zoeken – ik hoop maar dat ze dat ook inderdaad gekregen hebben.
De vakantie liep ten einde en de schoolcavia ging weer terug naar school – en ik natuurlijk ook.
En zo had ik geen vijftien cavia’s meer, maar nog maar drie. Hiltsjie verhuisde naar de papegaaienkooi en Dora en Rosje bleven in de volièrekooi. Rosje vond ik vanaf dat moment een ontaarde moeder!

Maar ik had veel geleerd. Heel veel. Het was een bewogen vakantie geweest.


Naar de volgende column.

top      home